Aantekeningen |
- Een verhaal over het verzet in Berkel en Rodenrijs, afkomstig van de heer Elburg uit Spijkenisse. (www.elburgaj.com)
- In schrille tegenstelling tot vier eerdere goed afgelopen droppingen staat de afloop van een dropping die in de nacht van 1 op 2 oktober 1944 plaatsvond.
- Het zou de vijfde dropping worden op het land van Jan Job van der burg.
- Hoewel Jan Rozendaal achter de schermen al bezig was een ander veld te zoeken, omdat teveel mensen wisten wat er 's nachts in het land gebeurde, kon toch niemand vermoeden, dat deze vijfde dropping de laatste bij Jan Job zou worden.
- Tot dat moment waren alle vier droppings vlekkeloos verlopen en scheen er ook deze nacht geen vuiltje aan de lucht.
- Scheen, want toen de mannen hun plaatsen op het veld hadden ingenomen konden ze niet vermoeden, dat deze dropping de aanleiding zou worden voor een drama. Een drama, zou eindigen met de dood van vier inwoners van Berkel en Rodenrijs.
- Het was helder weer die nacht en dat zou op zich geen belemmering hoeven te zijn voor een dropping.
- Integendeel, het vliegtuig zou nu sneller de lichtbakens kunnen waarnemen en zijn vrachtje lossen.
- Omdat de tijdcode tussen 02.00 en 04.00 uur lag, maar het vliegtuig pas ver na deze tijd kwam overvliegen, waren er ook veel mensen uit de directe omgeving wakker.
- Daarbij kwam nog, dat het vliegtuig enorm veel herrie maakte. Daarom hebben veel meer mensen deze dropping gezien dat Jan Rozendaal lief was.
- Een van hen was mevrouw L.Brabander, die zich daarvan herinnert:
- "Heb je het nog gezien?", zei dan buurvrouw Van der Bulk tegen mij,"gisteravond zijn ze weer met een vliegtuig wapens wezen droppen,Je moet 's avonds maar eens kijken." En, ja hoor op een avond werden de fietsen van de ondergrondse tegen onze schu ur gezet en gingen zij met lampen het land in om zodoende het vliegtuig te helpen met droppen.
- Toch kwam er nog wel eens een in de sloot terecht, De andere dag zag je dan Arie Smit en Karel van der Kaaden met een hark in het water aan het vissen naar die dingen die er 's nachts waren ingevallen."
- Onder degenen die de dropping van 2 oktober 1944 eveneens gezien had, was een meisje dat veel omgang had met Duitse militairen. Op weg naar haar werk werd zij de andere dag door enkelen van hen aangehouden. Zij vertelden haar dat ze die nacht ee n vliegtuig hadden gehoord, dat vermoedelijk wapens aan het droppen was geweest en vroegen haar of zij er misschien iets van afwist. Inderdaad wist zij er meer van en vertelde dan wat zij precies die nacht had gezien. Op zich was dat niet zo erg , omdat het overal gebeurd had kunnen zijn. Helaas zei ze ook waar ongeveer het een en ander zich had afgespeeld. Enkele minuten later ratelde de telefoon op het bureau van Kurt Blaese. Een stem aan de andere kant van de lijn vertelde hem wa t er die nacht was gebeurd in het polderland van Berkel en Rodenrijs.Maar dat belangrijker was, hem kon ook worden meegedeeld waar hij precies moest zoeken. Daarop begon men in Rotterdam voorbereidingen te treffen om naar Berkel te vertrekke n om die verdomde opstandelingen eens voorgoed een lesje te leren. In de namiddag van 3 oktober 1944 werd de boerderij van Jan Job van der Burg omsingeld door zwaarbewapende Duitsers die tot verschillende onderdelen behoorden. Er waren zelfs enig e Nederlanders bij, gestoken in het gehate S.S.uniform. Er hoefde niet te worden gedacht aan ontsnappen, want bij alle hoeken en gaten op het erf stonden soldaten. Jan Job werd met enige van zijn arbeiders tegen de hooischelf gezet en met de doo d bedreigd als hij niet gauw vertelde hoe het kwam, dat er regelmatig op zijn land wapens werden gedropt. Hij gaf echter geen krimp en hield zich van den domme. In werkelijkheid liet hij de paarden met wagens klaarzetten voor de droppingploeg . Op die manier hoefde deze dan niet te wachten en kon meteen uitrukken. Kurt Blaese, die ook hier het onderzoek leidde, geloofde hem niet en Jan Job werd meegenomen naar het Haagse Veer in Rotterdam. Daar werd hij nog strenger verhoord. Alles ech ter tevergeefs en de Duitsers moesten hem tenslotte de andere dag weer vrijlaten. Ik zei hen, dat ik 's nachts meestal sliep en daarom niet kon weten wat er op het land allemaal gebeurde, zou hij later zeggen.
- In de tussentijd, dat Jan Job naar Rotterdam werd gebracht, is Kurt Blaese naar Rodenrijs vertrokken. Misschien dat er daar meer succes te behalen zou zijn, zal hij hebben gedacht. Hij wist immers, dar daar de bron van het verzet moest huizen. All een had hij er helaas nog niet een in zijn kladden kunnen vatten. Toen hij met zijn S.D.ers ter hoogte van de Bonfut kwam, zag hij tegen het huis van Piet in 't Veen een tiental fietsen staan. Zijn natuurlijke argwaan was toen gauw gewekt. Er wa s echter een fiets bij die zijn bijzondere aandacht had getrokken. Over de bagagedrager hing namelijk een tas. Bij het openen van deze tas vonden de Duitsers een revolver. Aan de kinderen, die in de buurt aan het spelen waren, vroegen ze van wi e die fietsen wel waren. Nietsvermoedend vertelden de kinderen van wie die fiets met de tas was. Daarop drongen de Duitsers het huis binnen en arresteerden Piet Wijsman, de eigenaar van de fiets. Ondertussen waren andere Duitsers het land achte r het huis ingelopen. Dit land grensde aan de Bonfut. In het schuurtje van Simon Rozendaal, de vader van Jan Rozendaal, zaten op dat moment vier jongens van de ondergrondse wapens schoon te maken. Plotseling werden ze gewaarschuwd, dat er Duitser s aan kwamen en er brak een ware paniek uit. Zonder zich verder te bekommeren om de wapens, vluchtten ze het land in waar ook de Duitsers liepen. Wim van der Spek, die voorop liep, zag meteen het gevaar waarin ze verkeerden en schreeuwde zijn mede vluchters toe, dat ze moesten omkeren. Zelf liep hij verder, totdat de Duitsers ook hem te pakken hadden. Hij moest zich toen legitimeren. Toen Kurt Blaese daarop zijn lijstje met vier namen uit zijn binnenzak haalde, merkte hij pas met wie hi j te doen had. ''Ach so, Wim van der Spek von dem Burgermeister" zei hij, terwijl een triomfantelijke glimlach om zijn mondhoeken speelde.
- Terwijl de andere drie zich in de houttuinen van Hordijk verborgen, werd Wim van der Spek meegenomen naar het huis van Piet in 't Veen. Daar werd op dat moment nog steeds Piet Wijsman vastgehouden. Mevrouw Jo van der Bulk-van der Spek kon daarove r het volgende vertellen:
- " 's Middags werd ik plotseling opgebeld door mijn broer Wim. Hij zat op dat moment aan de Bonfut. Waarschijnlijk wisten ze daar, dat de Duitsers bij Jan Job waren. Ik kreeg van Wim in ieder geval de goede raad om zo snel mogelijk onder te duiken . Je kon immers niet weten, waar een onderzoek zou eindigen. Toen ik daarop antwoordde, dat hij beter zelf weg moest zien te komen zei hij: "zit over mij maar niet in de war, ik heb lange poten, de Moffen krijgen mij nooit te pakken." Dat ware n de laatste woorden die ik met mijn broer gewisseld heb.
- Ook Karel van der Kaaden had het gevaar gezien en spoedde zich naar het tuinbouwgebied Siberië in de Westpolder. Samen met zijn broer Lood had hij daar een tuinderij. Om aan de Arbeitseinsatz te ontkomen, vertoefden daar toen veel onderduiker s in dit tuinbouwgebied. Zijn grootste zorg was dan ook om al deze mensen op tijd te waarschuwen voor het dreigende gevaar, waarin ze plotseling verkeerden. Gelukkig liep alles goed af en konden ze allemaal ontsnappen aan de klauwen van de Duitser s. Totdat de laatste was verdwenen, bleef Karel van der Kaaden op Siberië. Plotseling zag hij zijn dochter aan komen fietsen die achterna werd gezeten door de Duitsers. Althans, dat dacht hij. Al snel bleek dat hij zich had vergist, want de Duitse rs fietsten haar gewoon voorbij. Toen vond ook hij het tijd worden om te verdwijnen. Op het moment dat hij de benen wilde nemen, zagen de Duitsers hem staan. Direct openden ze het vuur op hem. Met de schietende Moffen op zijn hielen koos hij da n ook het hazenpad. Dwars door de kassen rennend en over sloten springend kwam hij bij de spoorlijn aan. Deze spoorlijn werd en wordt het "Hofpleinlijntje" genoemd en loopt nog steeds van Rotterdam naar Den Haag, dwars door het tuinbouwgebied da t toen zo'n belangrijke rol speelde. Door een slootkant die aan de andere kant van de spoorlijn lag, bereikte hij kruipend het koffiehuis van de familie Benschop. Daar kreeg hij droge kleren en was hij voorlopig veilig.
- Helaas zouden er hier toch slachtoffers vallen. In hun jacht op Karel van der Kaaden waren ook de Duitsers de spoorlijn overgestoken. Op die manier kwamen zij door hun zoekactie tussen de kassen van Bos Havenaar en Wim Koppert terecht. Daa r in de omgeving zagen ze een persoon die, zo leek wel, probeerde te vluchten. Hun argwaan was snel gewekt en ze zetten de achtervolging in. Korte tijd later hadden ze hem te pakken. Het bleek Wim Kaptein te zijn, die was ondergedoken bij zijn zwa ger Rien van Wamelen aan de Rodenrijseweg. Zijn eigenlijke beroep was slagersknecht bij Van de Beukel in de Nieuwstraat. Omdat het te gevaarlijk zou zijn om dit beroep te blijven beoefenen, was hij uit het zicht verdwenen. Tot het moment dat hi j door de Duitsers werd gearresteerd, werkte hij bij Wim Koppert in de tuin die zich het volgende herinnert:
- "Iedere middag en iedere avond als we naar huis gingen om te eten of dat het werk erop zat, fietste ik enkele tientallen meters vooruit. Op die manier zou ik, bij eventueel gevaar, Wim een seintje kunnen geven om terug te keren om zich te verberge n. Die middag echter was ik een uur of anderhalf eerder naar huis gegaan. Voordat ik wegging, zei ik nog tegen Wim goed op zichzelf te passen. Van Hannes de Hoog, die naast mij tuinde, hoorde ik later dat hij de Duitsers zag aankomen. Hannes ha d toen tegen hem gezegd, dat hij beter de bonen in kon duiken. Dan zouden ze hem beslist voorbijlopen. Maar hij was zo bang gepakt te worden, zodat hij probeerde te vluchten. De Duitsers waren er toen als de kippen bij en grepen hem".
- Bij de arrestatie van Wim Kaptein moeten de Duitsers hebben gedacht de persoon te pakken te hebben die ze kort daarvoor nog achterna gezeten hadden. Hun argwaan werd nog versterkt, toen bleek dat hij zich niet kon legitimeren. Deze man, zulle n de Duitsers hebben gedacht, zou best eens een partizaan kunnen zijn. Daarom werd hij meegenomen voor verder verhoor. Smeekbeden van Lood Verseveld, tuinarbeider in Siberië, dat Wim Kaptein niets met het verzet van doen had, mochten helaas nie t baten. De Duitsers waren niet te vermurwen. Een zelfde lot onderging Jan Havenaar, de zoon van Bos Havenaar. Ook hij kon zich niet legitimeren toen de Duitsers daarom vroegen. Twee zussen van hem stelden om het persoonsbewijs thuis te gaan ophal en. De Duitse commandant wilde daarop niet wachten. Wat de Duitsers bewogen heeft om ze mee te nemen naar Siberië in de Westpolder zal wel altijd een raadsel blijven. Ze moesten daarvoor immers met hun gevangenen ook weer de spoorlijn oversteken . Of was het zo, dat daar minder getuigen zouden zijn voor datgene wat ze van plan waren? Toen ze bij het schaftlokaal van de gebroeders Van der Kaaden aankwamen was het inmiddels halfzes in de avond. Getuigen waren er niet toen Kurt Blaese de gev angenen gebood naar de achterkant van het gebouw te lopen. Enkele minuten later klonken er geweerschoten door de Rodenrijse Westpolder. Of Kurt Blaese nog de moeite heeft genomen om achter de juiste identiteit, en dus de onschuld, te komen blijf t altijd gissen. Zeker is wel, dat hij de opdracht gaf om deze volkomen onschuldige jonge mannen als een hond neer te schieten.
- Om zes uur zat de dagtaak van Tinus Grootendorst Sr. erop. Op weg naar huis passeerde hij iedere dag onder andere ook het schaftlokaal van de gebroeders Van der Kaaden. Groot was zijn schrik toen hij op een paar passen afstand van dit lokaal twe e lichamen in de sloot zag liggen. Hij kreeg het helemaal benauwd, toen hij meteen daarop enkele Duitsers op zich af zag komen. Hij was bang, dat ze hem ook zouden doodschieten. Maar de Duitsers droegen hem op de lijken te bergen. Toen hij daarme e bezig was zeiden ze plotseling dat het niet meer hoefde en dat hij naar huis mocht. Omdat hij zo overstuur was van alle gebeurtenissen durfde hij pas de andere dag aangifte te doen van hetgeen hij had gezien.
- Om meteen een onderzoek te beginnen zou toch zinloos zijn geweest, omdat de Duitsers tot laat in de avond de Westpolder omsingeld hielden. Kennelijk verwachtten ze nog meer arrestaties te kunnen verrichten.
- De andere dag, 4 oktober 1944, kon pas worden begonnen met zo,n onderzoek. Daarbij waren onder andere aanwezig: wachtmeester Lagendijk van de (Koninklijke) Marechaussee die in Berkel was gestationeerd, en dokter Nijsten. De laatste kon slecht s de dood constateren. Met de brik van Jan Olsthoorn werden de lichamen van Wim Kaptein en Jan Havenaar naar huis gebracht.
- Toen Kurt Blaese zich ervan overtuigd had dat de twee dood waren, haastte hij zich naar de Rodenrijseweg 101. Daar werden op dat moment nog steeds Wim van der Spek en Piet Wijsman vastgehouden. Op het erf bij de familie In "t Veen deed hij nog ee n vertwijfelde poging erachter te komen waar de andere jongens van de ondergrondse zich schuilhielden.
- Alles echter tevergeefs, niemand kon of wilde hem helpen met het verraden van dorpsgenoten. Daarop ontstak Kurt Blaese in razernij en beval Wim van der Spek en Piet Wijsman op te staan en naar buiten te lopen. De familie In "tVeen werd te verstaa n gegeven in huis te blijven, want anders zouden er gepaste maatregelen door de Duitsers worden genomen.
- Buiten aangekomen kregen Wim en Piet de opdracht het land in te lopen, dat achter het huis van de familie In "t Veen lag. Het zouden hun laatste passen zijn op deze wereld. Toen ze nog maar enkele stappen hadden gedaan, klonken er plotseling schot en uit de Duitse geweren. Dodelijk gewond zakten Wim van der Spek en Piet Wijsman tegen de grond. Op een lafhartige wijze waren ze neergeschoten en vermoord. Toen de familie In"t Veen na enige tijd poolshoogte ging nemen, vonden ze de stoffelijk e overschotten in het land. Besloten werd toen om deze twee ongelukkige naar huis te dragen. Ook hier kon de geraadpleegde dokter Nijsten slechts formeel de dood bevestigen.
- Bij zijn terreuractie op 3 oktober 2944 zal Kurt Blaese ongetwijfeld ook de stille hoop hebben gehad de leider van het Berkelse verzet in handen te krijgen. Of hij ooit geweten heeft wie dar was of hoe hij heette is niet met zekerheid te zeggen . Ook al zou hij dat wel hebben geweten, dan nog zou hij achter het net hebben gevist. Toen hij namelijk met zijn horde op weg was naar Berkel en Rodenrijs fietsten Jan Rozendaal en Jan van der Kaaden juist het dorp uit. Ze waren op weg naar Benth uizen, waar naar een nieuw droppingsveld zou worden gezocht. Hij zal nooit hebben kunnen vermoeden, toe hij 's avonds naar huis fietste, dat hij dit veld zo snel nodig zou hebben. Toen ze op hun terugtocht ter hoogte van Bergschenhoek kwamen, hoor den zij schieten. Het geluid kwam, zo leek wel, uit de richting van de Bonfut. Met bange vermoedens dat het daar wel eens niet pluis zou kunnen zijn, besloot hij om bij bevriende kennissen in Bergschenhoek te blijven overnachten. De andere dag za g en hoorde hij wat er die vorige dag was gebeurd. Het zou hem vele slapeloze nachten bezorgen, terwijl hij wist dat aan alles wat er voorgevallen was, geen schuld had. Nog steeds heeft hij een uitgesproken mening over die dag. Ook over het doe n en laten van Wim van der Spek tijdens diens laatste levensuren heeft hij zo zijn gedachten:
- "Wat Wim van der Spek bewogen moet hebben om door te lopen toen hij de Duitsers zag aankomen kan hij helaas zelf niet meer navertellen. Mijn verklaring daarvoor is, dat wanneer hij ook met de anderen was teruggegaan, de Duitsers de schuur me t de wapens hadden gevonden. Het gevolg zou dan zijn geweest, dat er gijzelaars zouden worden opgepakt. Wim heeft dan ook het enige juiste gedaan en is doorgelopen. Daardoor kon mijn zuster met enige andere personen de wapens in veiligheid brengen , waardoor tevens alle sporen waren uitgewist. Door zijn opoffering heeft hij onze eeuwige dank verworven."
- De andere dag, 4 oktober 1944, kwam de afdeling van luitenant Popke in actie. Deze Duitse luitenant opereerde met zijn bende vanuit het Royalhotel aan de Eendrachtsweg in Rotterdam. Van daaruit maakten ze de hele omgeving van Rotterdam onveilig me t hun roof- en strooptochten. Ze waren gespecialiseerd in het vernielen van andermans goed en het roven van goederen.
- Ook Berkel en Rodenrijs werd vereerd met een bezoek. Bij Jan Job van der Burg werden drie paarden meegenomen en een vierwielige wagen. Zonder enige betaling vertrokken de Duitsers daarna naar Rodenrijs. Daar werd bij de gebroeders Van der Kaade n op een beestachtige wijze huis gehouden. Twee houten loodsen moesten het ontgelden en werden in brand gestoken. De gealarmeerde brandweer mocht niet spuiten en moest werkloos toezien hoe alles tot de grond toe afbrandde. Bovendien werd ook de sc hoorsteen van het ketelhuis opgeblazen. En of dat alles nog niet genoeg was, werden er ook nog eens elf varkens en een aantal zakken graan ontvreemd. Murw geslagen door datgene wat er de vorige dag was gebeurd, moest de bevolking passief toezie n hoe de Duitsers hun gram haalden. Van deze luitenant Popke zouden sommige inwoners nog meer last krijgen, want nog enkele keren is hij daarna teruggekeerd om te stropen en te vernielen. Zo maakte hij het op 25, 26, en
- 27 januari 1945 wel heel erg bont. In die dagen vond er een plundering plaats in Rodenrijs die er niet om loog.
- Bij de winkeliers Piet van Dam en Jan Neeleman werden om te beginnen vele levensmiddelen gestolen. Toen ze daarmee klaar waren, trokken ze naar de kistenfabriek van Groeneveld Hordijk, waar ze bijna de hele voorraad aan gereedschap weghaalden. Hie r werden ook diverse privé-eigendommen meegenomen. Vervolgens staken ze, zonder enige aanleiding, de huizen van de weduwe Rozendaal en haar zoon Gerrit in brand. Ook hier mocht de gewaarschuwde brandweer niet ingrijpen van de Duitsers. Of Kurt Bla ese en luitenant Popke na januari 1945 ooit in Berkel zijn teruggeweest, is niet bekend. Zeker is wel te stellen, dat hun acties altijd waren gericht tegen have en goed van leden van de ondergrondse. Derhalve moeten zij goed op de hoogte zijn gewe est van de plaatselijke activiteiten van deze groep.
|