Aantekeningen |
- De stamvader van dit geslacht is Willem Pietersz. Moerman, die in 1587 vanuit
- Belgie vluchtte voor de Spanjaarden. De Spaanse soldaten hielden vanwege de 80
- jarige oorlog nogal huis in de Zuidelijke Nederlanden, wat stromen vluchtelingen
- opleverden naar de Noordelijke Nederlanden.
- Willem Pietersz. vestigde zich op het eiland Rozenburg of eigenlijk op een
- gedeelte daarvan wat hij "Blankenburg" noemde, naar zijn vorige woonplaats
- "Blankeberge" in Belgie.
- Het eiland Rozenburg maakte toen deel uit van de Maasmonding, weike toen erg
- breed was. Zo breed zeifs dat aan de de rechter oever Vlaardingen, Maassluis en
- 's Gravenzande lagen, en aan de linker oever Voorne Putten, Geervliet, Zwartewaal
- en Brielle. In deze brede monding lagen grote zandbanken, die tot eilanden dicht
- slipten. Een van deze eilanden was Rozenburg en het is één van de verdienste
- geweest van het geslacht Moerman, dat zij er aan meegewerkt hebben om dat land te
- ontginnen en in te dijken.
- Wat de woonplaats van Willem Pietersz. betreft kan men aannemen dat hij zich
- allereerst gevestigd heeft op een stuk grond dat niet onmiddellijk onder water
- liep bij verhoogde waterstand en dat hij stelselmatig de droog zijnde en droog
- komende schorren heeft bewerkt en van dijken en kaden heeft voorzien. Eerst in
- 1627 werd de aldus ontstane dijkage door de Staten van Holland en West Friesland
- beschreven en in kaart gebracht en als een onsterfelijk erfdeel aan Hunne Edel
- Groot Mogendheden als Ambachtsheerlijkheid aangewezen. Bewoner Moerman had toen
- een bezit van 118 gemet, 187 roeden. Als buren had hij: de weduwe van der Does,
- Jacob van der Does, Cornelis Jorisz. van Dijk, Jan Doense Sonneveld, Samuel
- Pietersz. den Ouden, de weduwe van Hendrick van der Kaden en Jan Cornelisz. Van
- der Plaat.
- Na haar overlijden, verwekte Heijndrick-Claasz van der Kade nog een zoon Heijndrick bij Maartje Daams in 1685. Ook worden nog de namen Jan Heijndrick en Willem Heijndricksz genoemd nadat zijn vrouw was overleden.
|