Aantekeningen:

In het geboorte register staat vermeld: vader "Willem van der Kaede"

Aantekeningen:

ook Heijndrick

dtb Delft, inv nr 116, dto boek parochie oud katholieke gemeente

Hendrik is getrouwd met Trijntje-Jacobse van der Spijck in jul 1700 (civil) in Maassluis. [Gezinsblad] [Familiekaart]

Aantekeningen:

Op 19 aug 1731 laat Trijntje Jacobs van der Spijck, weduwe van Heindrijk Pieterszn van der Kade, na fl 3500,- aan de nakomelingen van haar dochter Neeltje Hendriks van der Kade en Pieter Jacobsz Noordervliet met vruchtgebruik voor de ouders, wan t haar kleindochter Maria Pieters Noordervliet moet "het ambacht van wollenaijen leren".

Aantekeningen:

20-feb-1700 ondertrouw

Andere gebeurtenis soorten en attributen:

• Beroep: onbekend. Hij was diacen

Aantekeningen:

in de NH-kerk te Zwartewaal van 1675-1682 en inde alszodanig het oortjesgeld.

Neeltje Jans was getuige bij de doop op 15 sep 1641

Hij was op 3-3-1675 armmeester der diaconie en ontvangt oortjesgeld. Zie diaconie rek nr 2 NH kerk te Zwartewaal

Pieter is getrouwd met Maartge Pieters in 1671 (civil). [Gezinsblad] [Familiekaart]

Aantekeningen:

Waarschijnlijk geboren op het eiland Blanckenburg (thans Rozenburg) en gedoopt in Zwartewaal, zijnde de dichtstbijzinde kerk.

Heijndrick~Claasz van de(r) Kade was meer bekend dan zijn vader. Hij komt ver- schillende keren voor in de kerkboeken van Zwartewaal. Hij zorgde voor een groot nageslacht met de namen "van der Kaaden, van der Kaden en van der Kade"

Heijndrik is getrouwd met Fijtje Willems Moerman op 9 dec 1640 (civil) in Overschie. Fijtje (dochter van Willem Pietersz Moerman en Maritgens Rokusdr Lems) is geboren in 1612 in Blanckenburg (ZH), Zuid-Holland; is gestorven in 1684. [Gezinsblad] [Familiekaart]

Aantekeningen:

De stamvader van dit geslacht is Willem Pietersz. Moerman, die in 1587 vanuit

Belgie vluchtte voor de Spanjaarden. De Spaanse soldaten hielden vanwege de 80

jarige oorlog nogal huis in de Zuidelijke Nederlanden, wat stromen vluchtelingen

opleverden naar de Noordelijke Nederlanden.

Willem Pietersz. vestigde zich op het eiland Rozenburg of eigenlijk op een

gedeelte daarvan wat hij "Blankenburg" noemde, naar zijn vorige woonplaats

"Blankeberge" in Belgie.

Het eiland Rozenburg maakte toen deel uit van de Maasmonding, weike toen erg

breed was. Zo breed zeifs dat aan de de rechter oever Vlaardingen, Maassluis en

's Gravenzande lagen, en aan de linker oever Voorne Putten, Geervliet, Zwartewaal

en Brielle. In deze brede monding lagen grote zandbanken, die tot eilanden dicht

slipten. Een van deze eilanden was Rozenburg en het is één van de verdienste

geweest van het geslacht Moerman, dat zij er aan meegewerkt hebben om dat land te

ontginnen en in te dijken.

Wat de woonplaats van Willem Pietersz. betreft kan men aannemen dat hij zich

allereerst gevestigd heeft op een stuk grond dat niet onmiddellijk onder water

liep bij verhoogde waterstand en dat hij stelselmatig de droog zijnde en droog

komende schorren heeft bewerkt en van dijken en kaden heeft voorzien. Eerst in

1627 werd de aldus ontstane dijkage door de Staten van Holland en West Friesland

beschreven en in kaart gebracht en als een onsterfelijk erfdeel aan Hunne Edel

Groot Mogendheden als Ambachtsheerlijkheid aangewezen. Bewoner Moerman had toen

een bezit van 118 gemet, 187 roeden. Als buren had hij: de weduwe van der Does,

Jacob van der Does, Cornelis Jorisz. van Dijk, Jan Doense Sonneveld, Samuel

Pietersz. den Ouden, de weduwe van Hendrick van der Kaden en Jan Cornelisz. Van

der Plaat.

Na haar overlijden, verwekte Heijndrick-Claasz van der Kade nog een zoon Heijndrick bij Maartje Daams in 1685. Ook worden nog de namen Jan Heijndrick en Willem Heijndricksz genoemd nadat zijn vrouw was overleden.